Het is nu vier weken geleden dat ik kankervrij ben verklaard. Ik krijg zelfs weer haar. Mijn medicatie? Nul! Geen pillen meer, geen chemo meer, geen ziekenhuisbezoeken. Het leven, voor mij, mag weer beginnen. Ja, het leven gaat door. Maar laat dat nou net hetgeen zijn wat het leven zo ontzettend moeilijk maakt.
Toen ik te horen kreeg dat mijn periode als kankerpatiëntje ten einde was zag ik het geluk in de ogen van mijn ouders. Mijn vader was trots, mijn moeder barstte in tranen uit. Oprecht, ik had het niet anders willen zien. Ik weet niet precies wat ik voelde, maar voor het eerst in tijden was ik bang. De strijdbijl kan worden begraven, de eindbaas die lymfklierkanker heet is verslagen en verdomd, ik heb nog een leven over. Maar wat doet Mario als hij Bowser heeft verslagen? Dat vertelt het gemiddelde videospelletje niet.
Om eerlijk te zijn voelde ik mij de laatste weken best wel slecht. En het erge is, ik schaam me om dat te zeggen. Ik heb kanker overleefd, als er iemand een dankbaar gat ik de lucht zou moeten springen is het meneertje Krouwels wel. Maar dat is moeilijker dan ik mij van te voren had voorgesteld.
De hoop was er dat ik na mijn chemorondes weer snoeihard gas erop kon zetten en 200% zou functioneren. Helaas. Lichaam en geest stribbelen tegen. Niet gek eigenlijk.
Mijn lichaam heeft 19 weken zoveel chemische zooi moeten verwerken. Waar ik onder de antibiotica Prednison zo 18 uur kon werken met een kleine vier uur slaap, heb ik nu 10 uur slaap per dag nodig. Ik heb een recordaantal infecties opgelopen in de laatste veertien dagen. Frustrerend is dat: heb je net kanker achter de rug, mag je meteen balend in je bed liggen met een stevig griepje en een vermoeidheid die ik herken van overspannen veertigers. Typisch nietwaar? Ik was lichamelijk sterker tijdens mij chemotherapie dan dat ik nu ben.
Ik ben gewoon nog een beetje moe van de strijd die ik zo glorieus heb gewonnen. Ik slaap teveel en schrijf te weinig. Het was niet helemaal reëel van mezelf te verwachten meteen weer gas op die lolly te gooien. Je vraagt Froome ook niet even de Giro te rijden, een dag nadat hij de Tour won.
Maar ik pak de draad weer op. Met de dag word ik fitter. Met de dag komt de rust in mijn koppie terug. En met de dag pak ik mijn verantwoordelijkheden weer op. Kanker hebben was makkelijk: als ik die chemo maar binnen hield en overleefde, dan was ik door het volk als held bestempeld. Ik heb nu gewoon een agenda, en – ik noem maar iets – dingen te doen! Kan je gestresst van worden man, dingen plannen! Was het bijna vergeten.
Maar het lukt me hoor! Ik krijg veel hulp van mijn omgeving, vrienden, familie en collega’s. Sommige mensen hebben een winterdipje, ik heb een post-kankerdipje. Jullie kennen mij; ik blijf positief. Voorlopig geniet ik met volle teugen van mijn volle wenkbrauwen die als kool zijn gegroeid. En ik heb ook weer een lief donsje op mijn schedel. Het doet een beetje denken aan die baardgroei die veertienjarige pubers krijgen na hun eerste scheerbeurt of op de bovenlipbeharing van een zeventig jaar oude dame. Vooruit, iedereen mag voelen…